In deze kubus kunt u zelf cijfers opvragen volgens enkele achtergrondcriteria van de leerlingen. Al deze cijfers betreffen leerlingen die wonen in de stad Antwerpen. Ook leerlingen die in de stad Antwerpen wonen maar die buiten de stad naar school gaan, zitten in deze cijfers vervat. Leerlingen die niet in Antwerpen wonen maar die in de stad naar school gaan, zijn niet in deze cijfers opgenomen. Deze cijfers zijn dus zeker niet het aantal leerlingen die naar een Antwerpse school gaan. Deze cijfers kunt u wel opvragen onder het thema Leerlingenstromen. De cijfers hebben telkens betrekking op de leerlingentellingen die op 1 februari worden uitgevoerd. Dit betekent dus dat cijfers voor 2011 het schooljaar 2010-2011 betreffen. Volgende leerlingengegevens zijn in de kubus opgenomen: - Geslacht - Schoolse vertraging - Vestigingsplaats in Antwerpen - Leerjaar - Thuistaal niet Nederlands - Lage opleiding moeder - Indicatorleerling De cijfers in de kubus hebben enkel betrekking op de leerlingen in het gewoon basisonderwijs. Voor het buitengewoon onderwijs zijn immers geen cijfers beschikbaar over gelijkekansenindicatoren. in het kader van Gelijke OnderwijsKansen. Schoolse vertraging: Een leerling met schoolse vertraging heeft minstens één jaar vertraging ten aanzien van het leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen. Dit is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door ziekte, verlate instap in het lager onderwijs, … Schoolse vertraging wordt berekend op basis van een vergelijking tussen het leerjaar waarin de leerling ingeschreven is en het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar en bij normale studievordering ingeschreven zou moeten zijn. Schoolse vertraging wordt enkel weergegeven voor leerlingen in het gewoon lager onderwijs. Thuistaal niet Nederlands: Een leerling scoort op deze indicator als de gezinstaal niet overeenkomt met de onderwijstaal. Er wordt vanuit gegaan dat de onderwijstaal Nederlands is. De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd. Lage opleiding moeder: Een leerling scoort op deze indicator als de moeder maximaal lager secundair onderwijs afgewerkt heeft. Als hetopleidingsniveau van de moeder onbekend is, scoort de leerling niet op deze indicator. Indicatorleerling: Sinds schooljaar 2013-2014 is een indicatorleerling een leerling die aan minstens één van de volgende indicatoren voldoet: - Het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, minstens één schooltoelage van de Vlaamse Gemeenschap - De moeder is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. Bovenstaand onderscheid tussen indicator - en niet indicator-leerlingen kadert in het inschrijvingsrecht. Een belangrijk uitgangspunt van het inschrijvingsrecht is het streven naar sociale mix en sociale cohesie. De voorrangsregeling voor indicator- en niet-indicatorleerlingen, biedt aan scholen een instrument om – via de systematiek van dubbele contingentering – deze doelstelling te realiseren. Dubbele contingentering betekent dat een school twee contingenten bepaalt voor de gelijktijdige inschrijving van indicator- en niet-indicatorleerlingen. Samen vormen de twee contingenten 100% van alle leerlingen (zowel de reeds ingeschreven als de nieuw in te schrijven leerlingen) op elke capaciteit waarvoor de school een inschrijvingsregister gebruikt. Deze twee contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van indicator- en niet-indicatorleerlingen in de scholen gelegen in eenzelfde gemeente. Bij het bepalen van de contingenten houdt de school rekening met enerzijds de relatieve aanwezigheid van indicatorleerlingen in haar gemeente en anderzijds met de relatieve aanwezigheid van indicatorleerlingen in de eigen school. De procedure van dubbele contingentering biedt aan de school een instrument om te evolueren naar een relatieve aanwezigheid van indicatorleerlingen in de school die overeenstemt met deze in de gemeente. Naast indicatorleerlingen worden ook SES-leerlingen gedefinieerd (niet weergegeven in de kubus). SES-leerling: Om kinderen zoveel mogelijk Gelijke Onderwijskansen te geven, krijgen de scholen een extra pakket lestijden/lesuren en extra werkingsmiddelen voor kinderen die aan bepaalde gelijke kansenindicatoren voldoen (SES-leerlingen). Voor de berekening van extra lestijden wordt rekening gehouden met volgende leerlingenkenmerken: - Het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, minstens één schooltoelage van de Vlaamse Gemeenschap - De moeder is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. - De thuistaal van de leerling is niet het Nederlands Voor de berekening van extra werkingsmiddelen komt daar nog één kenmerk bij: - De leerling woont in een buurt met veel schoolse vertraging De leerling worden onderverdeeld volgens de buurt waar ze wonen. Leerlingen die een buurt wonen met veel schoolse vertraging, wegen zwaarder door in de berekening van de werkingsmiddelen van de scholen ongeacht de buurt waar die gevestigd zijn. Om dit te bepalen, wordt per buurt het aantal 15- jarigen bepaald van de afgelopen zes schooljaren. Vervolgens wordt nagegaan welke van deze leerlingen minstens 2 jaar schoolse vertraging hebben. Thuisloze leerlingen of leerlingen die behoren tot de trekkende bevolking scoren 100% op deze indicator. Tot slot worden alle leerlingen gerangschikt op basis van het aandeel 15-jarigen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in hun buurt. Enkel leerlingen in het hoogste kwartiel worden beschouwd als leerlingen die wonen in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging. Dit betekent dus dat 25% van de leerlingen zal scoren op dit kenmerk.